De verspreiding
Virussen worden op verschillende manieren overgebracht:
- Door contact met buurtplanten of o.a. machines (X,S-virus).
- Door aaltjes. De Parartrichodorus en de Trichodorus aaltjes kunnen de verschillende stammen van het tabaksratelvirus overbrengen waardoor knolsymptomen zoals kringerigheid kunnen ontstaan.
- Maar ook poederschurft (een schimmel) kan virus overbrengen in de vorm van Mop-top virus. Ook hier kunnen inwendige problemen door ontstaan.
- Verder zijn bladluizen belangrijke verspreiders (vector) van virus. Bij een gunstig klimaat (droog, warm weer en weinig wind) kunnen de luizen zich snel vermeerderen en verplaatsen.
In 2023 is de overgang van koud naar warm weer snel gegaan. Na een laat pootseizoen is het snel warm geworden waardoor de luizen populaties zich snel hebben ontwikkeld. Bij de opkomst van de aardappelplanten, dus voor de selectie, waren er al luizen aanwezig. Tegenwoordig is een van de belangrijkste virussen die door luizen wordt overgebracht het YNTN virus. Dit is net als o.a. A, Yo, Yn, een niet-persistent virus. Een luis prikt in een zieke plant, het virus zit aan de snuit van de luis en vervolgens wordt het virus overgebracht naar een andere (gezonde) plant. Luizen dodende middelen helpen hier niet. Bij persistente virussen, zoals het bladrolvirus, moet er na het prikken van een luis in een ziek plant, het virus eerst worden opgenomen voordat het kan worden overgebracht naar een andere plant. Hier geven insecticiden wel een dodend effect.
Van invloed op het overbrengen van virus zijn:
- Het ras. Er zijn resistente rassen maar de meeste rassen zijn niet volledig (partieel) resistent of zelfs vatbaar. Rassen die gevoelig zijn laten het virus goed zien maar daarentegen rassen die tolerant zijn laten het virus slecht zien. Dit worden ook wel smetstofdragers genoemd.
- Het aantal zieke planten in het perceel. Wanneer de ziektedruk hoog is, is de kans groter dat de aanwezige luizen het virus overbrengen. De prikkans in een zieke plant is hierdoor groter. Vroeg en zorgvuldig selecteren is daarom erg belangrijk.
- Het aantal luizen die virus over kunnen brengen. Niet alle luizen zijn even effectief in het overbrengen van virus.
- Fris groene jonge bladeren zijn aantrekkelijk voor luizen. Een iets ouder gewas is weerbaarder. We noemen dit ook wel ouderdomsresistentie.
- Het klimaat. Zoals eerder vermeld is droog, warm weer met een zacht windje echt “luizenweer”.
De virus symptomen
Wanneer een zieke knol wordt gepoot geeft deze knol een plant die helemaal ziek is. Dus van “top tot teen” en geeft na opkomst bij gevoelige rassen symptomen in het loof. We spreken dan van mozaïek of een bonte plant. Soms kun je zelfs op de onderste (gele) bladeren hele specifiek necrotische vlekken of stippen zien. Bij een infectie door luizen tijdens het seizoen wordt een specifieke stengel door een luis met virus aan z’n snuit aangeprikt. Deze stengel wordt geïnfecteerd, het virus gaat eerst naar de ondergrondse delen om vervolgens, afhankelijk van de omstandigheden (groeisnelheid) na 10 tot 14 dagen symptomen te geven in de (bovenste) bladeren van de geïnfecteerde stengel. Dit noemen we een primair zieke plant.
De infectiedruk (besmettingsgevaar)
Niet alle bladluizen zijn even effectief in het overbrengen van het aardappelvirus. Als voorbeeld, 10 zwarte bonenluizen brengen net zo veel virus over als 1 perzikbladluis. Dit is de efficiëntie van overbrengen. De bladluisdruk of vectorendruk wordt berekend door het aantal luizen per soort te vermenigvuldigen met het cijfer voor de efficiënte van overbrengen. Wanneer we het aantal zieke planten (virusdruk) vermenigvuldigen met de vectorendruk, krijgen we de infectiedruk.
Dus:
Vectorendruk (VP) = Aantal luizen per soort (N) * de Relatieve Efficiënte (RE)
Infectiedruk = Virusdruk * Vectorendruk
Het aantal bladluizen wordt door de NAK en andere organisaties gemonitord. Door de historische cijfers te vergelijken met de actuele cijfers, in combinatie met de virusdruk, kunnen telers en adviseurs inschatten welke maatregelen er genomen moeten worden.
Veldkeuring en nacontrole
Rassen worden door de NAK, afhankelijk van het resistentieniveau, ingedeeld in een rooigroep. Rassen in rooigroep 1 hebben een hoog resistentieniveau en rassen die een minder goed resistentie cijfer hebben staan in rooigroep 2. Ook nieuwe rassen komen eerst in rooigroep 2 te staan. Tijdens de veldkeuring worden de pootgoedpercelen gecontroleerd op o.a. het aantal aanwezige viruszieke planten. Bij een hoge virusdruk kan een perceel in klasse worden verlaagd of zelfs worden afgekeurd. Na de veldkeuring wordt er afhankelijk van het resistentieniveau van het ras (per perceel) een monster genomen uit de gerooide knollen die vervolgens in het laboratorium van de NAK wordt onderzocht op de aanwezigheid van o.a. virus.
Veredeling
Al meer dan 100 jaar wordt er veredeld op virus resistentie. Dit is in de tijd van de Stichting voor Plantenrassen (SVP) heel succesvol geweest waardoor we na het Bintje tijdperk in de nieuwe rassen in het algemeen een hoger niveau aan resistentie hebben gekregen. Maar er zijn inmiddels andere virussen (zoals YNTN) belangrijker geworden. Ook nu nog wordt er in de veredeling aandacht geschonken aan virusresistentie. Echter in de aardappelveredeling moeten er vele keuzes worden gemaakt. Vele eigenschappen samen bepalen het succes van het ras. Daarnaast kennen we steeds meer zachte winters waardoor de luizenpopulaties op een hoger niveau blijven en al vroeg in het voorjaar actief worden.
Tegenwoordige tijd
- De pootgoedteelt is veranderd. De rassen groeien langer door waardoor de kans op een virusinfectie toeneemt.
- Minerale olie heeft z’n intrede gegaan. Olie zorgt ervoor dat het aanwezige virus aan de snuit van de luis niet op het blad komt maar in de olie blijft hangen. In een groeizame periode produceert de plant veel loof waardoor je niet kunt voorkomen dat er op alle bladetages voldoende olie aanwezig is. Dus olie is een hulpmiddel maar niet afdoende.
- Het pakket beschikbare insecticiden is veranderd maar dat is voor de niet persistente virusoverdracht minder relevant. Ook is de temperatuur soms zo hoog dat de middelen minder goed werken.
- Door de schaalvergroting is de selectie op virus minder intensief geworden.
Als u meer wilt lezen over de diverse aardappelvirussen gebruik dan het Aardappelziektenboek.
Een mooi artikel over aardappelziekten kunt u vinden op internet onder: ziekten, aantastingen en gebreken bij aardappelen door Ing. P.S. Hak.